Kinderkamer

In de kamer stonden een kinderbed,

en een roze bureau. Op de muur

bloemen & beestjes.

Nu: een kledingkast met overtollige kostuums,

een gitaar in een hoek,

een eetkamerstoel.

Op de kast: vijf lege koffers.

Eronder: schoenen, stof,

jute zakken van 5 december.

Ook : een IKEA-kastje met EHBO-spullen,

naaigerei, reservelampen, 

inpakpapier.

Tegen de muur: schilderijen,

posters, lege lijsten,

dozen met kleding, boeken, schriften.

Nu en dan verzamelt hij wat

en brengt dat naar de stort.

Ongemerkt en

in stilte.

(2021)

Met dank aan zenmeester Dogen

Bergen missen niets van de kenmerken van bergen.

De witte els mist niets van de kenmerken van de witte els.

De steenbok mist niets van de kenmerken de steenbok.

Een blokhut mist niets van de kenmerken een blokhut.

Rook mist niets van de kenmerken van rook.

Een lied mist niets van de kenmerken van een lied.

Een stem niets van de kenmerken van een stem.

Stilte mist niets van het kenmerk van stilte.

De kenmerken van de stem zijn onze kenmerken.

De kenmerken van een lied zijn onze kenmerken.

De kenmerken van rook zijn onze kenmerken.

De kenmerken van een blokhut zijn onze kenmerken.

De kenmerken van de steenbok zijn onze kenmerken

De kenmerken van de witte els zijn onze kenmerken.

Kenmerken zijn onze kenmerken.

Bergen zijn onze bergen.

(2020)

Zomerochtend in de tuin

De wind die in de bomen ruist,

kerkklokken, een motormaaier,

gekoer van duiven.

In de verte vertrekt een trein,

een straalvliegtuig passeert

net hoorbaar.

Tussen het rumoer van vogels,

mensen & machines

is nog veel stilte.

Als niets kon horen

was er geen geluid.

(2019)

Polder

Plots op een ochtend fiets je daar

langs de Hoofdvaart richting Nieuw-Vennep

scherp het zonlicht uit het oosten,

dof het geluid van klimmende vliegtuigen.

Je passeert een witte brug van Calatrava

en nog een. Op de tuien wippen zwarte vogels –

de ideale orde in de polder. Hier wappert

de wind met lege mouwen.

Na de oorlog ging je vader hier dagelijks

in strakke lijn van huis naar school

terwijl nog altijd het drooggelegde land zich verzette

tegen de boeren, de beesten, de kaarsrechte wegen.

In de ringvaart, de sloten, de plassen raasde

de Waterwolf – gekneveld. Mijn vader werd er nurks van,

rechtlijnig. De bokkige wind, de regen, de kou in de schemering

kneedden zijn ziel.

(2018)

Niet moeilijk

Hoe te leven zonder coördinaten?

Oost & west, gif & mest,

nat & droog, laag & hoog,

bier & fris, vlees & vis,

zwart & wit, ziek & fit,

traag & snel, niet & wel,

ja & nee, tegen & mee,

zitten & staan, uit & aan,

donker & licht, vrijheid & plicht,

gevoel & rede, oorlog & vrede,

klein & groot, levend & dood.

Zit & kijk & luister.

Het gebeurt.

(2017)

Een dag om te koken

De jonge vrouw achter haar bureau,
heeft alle apparaten uitgezet. Haar vingers
zijn mager, de haren dun.
Had elke week maar een etmaal extra,
peinst ze. Liefst tussen vrijdag en zaterdag.
Dan konden de werkdagen korter, ging ik een avond dansen,
was ik minder snel jarig, kon ik vrienden zien,
mijn profiel bijhouden, foto’s ordenen.

Het kan onmerkbaar, denkt ze.
Gewoon, door die dag er tussen te passen
zoals je een dertiende maand uitbetaalt,
zoals je een harde pagina invoegt,
zoals met de zomertijd.
Niemand zal er last van hebben, de regering
zal gewaardeerd worden, de economie
zal groeien, de natuur zal zich plooien.

Het zou een dag zijn waarop ik kon slapen
denkt ze. Waarop iederéén kon slapen.
En ontbijten in rust. En knopen aanzetten,
schoenen poetsen.

Het zou een dag zijn om voor iemand te koken.

(2016)

Voorlezen

Als je wordt voorgelezen,
wees op je hoede: een akte, een vonnis –
zaken worden onomkeerbaar voor je het weet.

Zinnen zonder aarzelingen of haperingen
zijn verdacht. Ze dicteren hoe dingen moeten gaan,
hoe gedrag moet zijn.

Zelf lees je alleen voor als je geen fouten wilt maken,
als je een gedachte onversneden
wilt overbrengen.

In de aula bijvoorbeeld,
bij het laatste afscheid,
als niets onvertogen mag zijn.

Of achter een microfoon
als de volgelingen toehoren,
de vijand meeluistert.

En naast je kind
in bed, als je onvermoeibaar
de betovering van het leven in tact wilt laten.

Voorlezen is: de binnenwereld laten zien,
de buitenwereld duiden. Veronachtzamen
dat het raadsel zich niet in woorden laat vatten.

(2015)

Richting

Zo treft hij zichzelf
met zijn dochter bij een draaimolen
in een speelparadijs.

Op dit vroege uur
is er nog geen herrie, wordt nog niets
omgeroepen.

Zijn maag keert bij het zien
van de wapperende haren
boven het kunststof paard.

Deze molen gaat –
hoe kan het anders –
tegenwijzerzin. Net zoals

atleten op een baan, schaatsers,
tornado’s boven de evenaar, de dop
van de fles die geopend wordt.

De tijd tikt door,
ook als het rad van fortuin stilstaat.
Niets keert, niets kentert, niets

slaat om.
Water stroomt altijd het bad uit
met de draaiing waarmee het erin kwam.

Het circuleert eigenwijzerzin,
het heeft een geheugen
voor richting.

Hij niet meer.
Zonder verwachting kijkt hij hoe het balletje rolt –
tegen de klok in dan zit het mee.

(2015)

Nabij Exmorra

In het Friese land ziet hij een dorp
met een hek er omheen; een vrouw
die met tedere hand entreekaarten slijt,

de wangen glad als zeep. In haar eentje
bewaakt ze het erfgoed, behoedt passanten,
behoudt het geloof.

De zon schijnt, maar de koude lucht
komt terug uit het noorden en achter de dijk
verkilt het water.

Nabij Exmorra bezoekt hij de zenleraar
die in afzondering leeft op een kajuitboot
ergens op de trekvaart, tussen weilanden en riet.

Een zwerm eenden vliegt laag over,
de vrouw boent het koffiehuis dat ongebruikt blijft,
dagen, weken lang.

Voorbij de weilanden, aan de horizon
prijkt – als een kathedraal – de enorme loods
van De Vries Scheepsbouw in Makkum.

Daar worden motorjachten gebouwd van tachtig meter
voor magnaten uit meditatieloze landen
en sjeiks uit graslandloze staten.

Het steekt de man.
Het drijft de leraar.
Het verlicht de vrouw.

(2014)

Geur

Je treft haar liftend
bij een rotonde, vertwijfeld op een zondagmiddag,
wachtend net als jij.

Zij pelt mandarijnen,
jij steekt af en toe een duim op,
het leven moet nog beginnen.

In de auto
raakt haar lichaamsgeur
je recht in het hart.

Zoet en aarde. Wierook.
Chocolade vermengd met jasmijn en citrus,
een chateau in Zuid-Frankrijk.

Bij een ander had je gedacht:
het wordt tijd
dat ze zich wast.

Later een feest bij een boerderij
aan de rand van de stad. Na middernacht
verlies je haar uit het oog.

Op de terugweg
en zelfs dagen erna nog
ruiken je handen naar haar.

Je bent alleen met haar geur.
Niemand weet het, niemand raadt het;
het hangt aan alles wat je hoofd binnengaat

en verlaat. ’s Avonds staar je
uit je zolderraam en hoor je de snelweg
als het ruisen van de zee.

De kale bomen, de zwarte luchten,
iets schrijnt er halverwege je borst
en je buik.

Soms loop je in de stad
en vang je ineens een zweem van haar op. Altijd een fragment
nooit het hele bouquet.

Jaren later passeer je op een station
een vrouw. Ze vertoont geen gelijkenis en toch:
je ruikt haar, je ziet haar.

Dichter dan deze vrouw
kwam nooit meer iemand
bij het geheim van die geur.

(2015)