De dagelijkse taal wordt losgeknoopt
tot op het naakte zwijgen.
Wangen, halzen en lippen
van letters en leestekens worden gestreeld.
Nagels beschrijven het papier,
tanden bijten de woorden.
Tong en mond glijden in stilte
langs het ritme van de zinnen,
Het lichaam krijgt vorm onder de handen
en zucht in het oor.
La poésie se fait dans un lit comme l’amour.
(1985)