Kogels
zijn zwermen muggen rond een lamp,
zijn zwarte beestjes,
kleine visjes zonder vinnen.
Kogels
zijn de kruiden in het gerecht,
zijn hoogwaardige betaalmiddelen,
zijn letters op papier.
Kogels
blijven niet in bed wanneer het regent,
zijn nijvere middenstanders,
zijn zaadjes zonder staartjes.
Kogels zijn kleiner dan mensen,
groter dan tanden, speelser dan vingers
harder dan handen,
Kogels
zijn vastberaden in het donker,
zijn vertrouwd met het lichaam
en roesten in de grond.
(1986)