Van je oude adresboek
moet je nu werkelijk afscheid nemen,
het breekt je hart.
Geen bladzijde is onbeschreven,
geen pagina zonder veranderingen
de randen zijn gehavend, groezelig;
de buitenkant getekend
door de jaren, vol groeven, lijnen,
pigmentvlekken.
Je contacten zijn digitaal geworden –
ze bestaan in je mobiele telefoon
of ze bestaan niet. Nooit meer
grijp je terug op wat ooit was.
Je bladert nog een laatste keer,
komt Etienne tegen, een vriend
die niet van vaste afspraken hield.
Zijn nummer dateert van twintig jaar terug –
een andere stad, een andere stroming.
Anke die in Kiev in een flat ging wonen
om de Oekraïnse regering te helpen
sociale wetten te maken.
Je oog valt op Geoffry, die niet meer leeft.
Hij ontwierp de geboortekaartjes
van je kinderen – had er zelf twee.
Met Ruud vormde je een hecht team.
Wilskrachtig. Na zijn hartaanval vertrok hij
naar een wederopbouwwijk in Groningen.
Aan Mark leende je Paustovskij’s
De tijd van de grote verwachtingen uit.
Je kreeg het nooit terug.
Daar het adres van Joachim
die met zijn schilderijen, zijn moeder
en zijn katten in Leipzig blijft.
Dan je kameraad uit Grozny. Hij bood aan
een conflict voor je op te lossen
op de Russische manier.
Toen Hans ziek werd
hadden zijn gegevens geen nut meer,
hij wilde alleen maar onbereikbaar zijn.
Je ziet het adres van het tuinhuis van Ursula
in een boomgaard in Winssen, de gegevens
van de moeder van Maxine, het 06-nummer
van je buurvrouw Peggy. Je vraagt je af
waar Julietta nu woont. Of ze nog mooi is.
Of ze gelukkig is geworden.
Daar degene die je belastingen deed,
daar de makelaar met wie je je eerste huis kocht,
daar je garage, je kapper, je mannetje.
Wat opvalt:
je tuinman staat er niet in,
je kinderen ook niet.
(2013)