Hij is een man die op de achtste woont, tegenover een bos.
In de vroege ochtend inspecteert hij de galerij
en vindt – zonder verbazing – zaden van een dennenboom.
Hij is een man die dat meeneemt op zijn weg.
In een park stopt hij ze in de grond, want:
“pitten willen ook vooruit in het leven”.
Hij is een man die een hesje draagt
En schoenen waarop je lang kunt staan.
Op perrons kijkt, wijst en bemoedigt hij.
Soms is hij even in India.
Op het stoffige station van Bodhgaya werkt hij dan
in dezelfde hes & op dezelfde wijze.
Terug in Nederland – een winterdag.
Op het emplacement vindt hij een oude vrouw,
een dennenappel gevallen van een boom.
Hij is een man die zich ontfermt.
(2022)