De voet waarvoor
hij knielt & kwijlt
& poetst en wrijft
is enkel voet.
Enkel schoen & sok
en soms wat huid & haar
is dat waartoe hij buigt
& zwoegt & boent & zwijgt.
Want de schoen zelf
is voor hem niet enkel schoen
niet enkel gelooid leer
dat goed is voor wat geld.
Gerson ziet in fijne witte schoenen
reine witte huizen, ruikt
fijne zoete geuren, hoort
kleine zoete woorden, zuchten…
Schoenen zijn stappen
in een bordeel, passen
door de Assembleia Nacional,
wandelingen langs zee
bij Cascais. Schone nagels
& Marlboro sigaretten, koekjes
& exotische likeuren
in een strandrestaurant.
Schoenen staan
onder ledikanten in koele kamers
en naast de kooien in vooronders
van schepen op weg naar New York.
Vanaf de Praça dos Restauradores
volgt hij alle sporen & poetst
hij al zijn dromen tot ze glimmen
in de vestibule van zijn ziel.
Zijn eigen weg herneemt hij pas
zo na een uur of tien; een houten
kist onder de armen, de rug vergroeid
onder de last van levenslange
fantasie…
(1988)