Ik zit ondergedoken
in mijn gedichten,
ga schuil
achter woorden.
Enkele versregels –
haast onvindbaar –
als kast of kelder,
een klein vertrek.
Ik haal adem
in de regels, eet
de oude kruimels
van a tot z.
Niemand zoekt mij
in spelonken Nederlands,
onder vloeren
poëzie.
Ik heb voldoende
drank & stof
voor jaren
van verborgenheid
Het geheim
loutert, de razzia’s
kneden de zenuwen
tot begrip.
Alles blijft
in deze botten,
dit hoofd,
deze berichten…
(1985)