Zo treft hij zichzelf
met zijn dochter bij een draaimolen
in een speelparadijs.
Op dit vroege uur
is er nog geen herrie, wordt nog niets
omgeroepen.
Zijn maag keert bij het zien
van de wapperende haren
boven het kunststof paard.
Deze molen gaat –
hoe kan het anders –
tegenwijzerzin. Net zoals
atleten op een baan, schaatsers,
tornado’s boven de evenaar, de dop
van de fles die geopend wordt.
De tijd tikt door,
ook als het rad van fortuin stilstaat.
Niets keert, niets kentert, niets
slaat om.
Water stroomt altijd het bad uit
met de draaiing waarmee het erin kwam.
Het circuleert eigenwijzerzin,
het heeft een geheugen
voor richting.
Hij niet meer.
Zonder verwachting kijkt hij hoe het balletje rolt –
tegen de klok in dan zit het mee.
(2015)