In het Friese land ziet hij een dorp
met een hek er omheen; een vrouw
die met tedere hand entreekaarten slijt,
de wangen glad als zeep. In haar eentje
bewaakt ze het erfgoed, behoedt passanten,
behoudt het geloof.
De zon schijnt, maar de koude lucht
komt terug uit het noorden en achter de dijk
verkilt het water.
Nabij Exmorra bezoekt hij de zenleraar
die in afzondering leeft op een kajuitboot
ergens op de trekvaart, tussen weilanden en riet.
Een zwerm eenden vliegt laag over,
de vrouw boent het koffiehuis dat ongebruikt blijft,
dagen, weken lang.
Voorbij de weilanden, aan de horizon
prijkt – als een kathedraal – de enorme loods
van De Vries Scheepsbouw in Makkum.
Daar worden motorjachten gebouwd van tachtig meter
voor magnaten uit meditatieloze landen
en sjeiks uit graslandloze staten.
Het steekt de man.
Het drijft de leraar.
Het verlicht de vrouw.
(2014)