In de trein van Zwolle naar Almelo
houd je de jas aan, als bomen
voorbij schieten & weilanden verkleuren
in scherp middaglicht.
Als de bovenleiding wegvalt en alles
onbewaakt is, houd je de jas aan
zoals in de bossen bij Heino
waar geen reiziger zomaar uitstapt.
In de kerk, als de pastoor rept
van het laatste oordeel, houd je de jas aan.
Als je voor het eerst een vrouw van huis haalt,
houd je de jas aan,
Als een oom dood is & je de weduwe bezoekt
& aan tafel zit & de koffie roert
& de klok hoort & je schoenen voelt
houd je de jas aan.
Als je boodschappen doet in de supermarkt
houd je de jas aan, als je in de metro van Parijs
zit, als je op kroegentocht gaat, een prostituee
aanspreekt, de bank overvalt, het land verlaat,
onder een brug slaapt, er vanaf springt,
houd je de jas aan.
Maar als je een gedicht leest,
ontdoet dat je van alles.
(1999)