Plots op een ochtend fiets je daar
langs de Hoofdvaart richting Nieuw-Vennep
scherp het zonlicht uit het oosten,
dof het geluid van klimmende vliegtuigen.
Je passeert een witte brug van Calatrava
en nog een. Op de tuien wippen zwarte vogels –
de ideale orde in de polder. Hier wappert
de wind met lege mouwen.
Na de oorlog ging je vader hier dagelijks
in strakke lijn van huis naar school
terwijl nog altijd het drooggelegde land zich verzette
tegen de boeren, de beesten, de kaarsrechte wegen.
In de ringvaart, de sloten, de plassen raasde
de Waterwolf – gekneveld. Mijn vader werd er nurks van,
rechtlijnig. De bokkige wind, de regen, de kou in de schemering
kneedden zijn ziel.
(2018)