Soms wil ik na middernacht
stroomopwaarts op zoek
naar een plek om enkel te zijn.
Alle bezittingen opnemen,
alles laten, zoiets –
een schelp voor mezelf.
De huig, de tong, ’t gebit;
alles in inpakken,
over zee transporteren.
Naar Turcs & Caicos Islands,
wat wijn, een vroege zon,
golven onzichtbaar zout.
Een nacht daar, zo schoon,
dat ie de ochtend verdraagt –
doorstaat.
De rilling voelen van de golf
die op het water breekt,
aanspoelt.
Verdwijnen in nacht & nevel –
stroomaf, tot de branding
het lichaam opbrengt.
(1991)