De vrouw van wie ik hou
heeft een hekel aan verkleinwoorden:
kusje, huisje, autootje, nummertje, leugentje.
En ook aan mannen die “een belletje geven”
of “een glaasje doen.”
Zelf verkleint zij alleen bekoorlijk:
een fräulein, een bouqette, een bagatel,
een cigarette, een novelle, een amourette.
Ze houdt van een korte telefonade,
spreekt van ‘la petite mort.’
De vrouw van wie ik hou
haat ook gezegden met verkleinwoorden:
met iemand een loopje nemen,
de bloemetjes buiten zetten,
ergens een slaatje uit slaan.
Mijn liefste houdt van stoere,
duidelijke, soms onverwachte woorden:
koffie, brood, soep, pump,
douche, zoen, blinddoek
ganzenveer.
(2014)