Mijn waakvlam; ’s nachts
naast jou, bij jou, in jou.
Overdag aangeblazen, wakkerend,
ramen, beelden beroetend.
‘S avonds dooft het,
keert het vuur zich naar binnen
wordt de adem woord, het begrip
zwart. Het warme papier krult
tot een wolk.
Klokslag twaalf
drijft alles weg,
blijft alles vertrouwd.
Regen
As.
(1992)