Geur

Je treft haar liftend
bij een rotonde, vertwijfeld op een zondagmiddag,
wachtend net als jij.

Zij pelt mandarijnen,
jij steekt af en toe een duim op,
het leven moet nog beginnen.

In de auto
raakt haar lichaamsgeur
je recht in het hart.

Zoet en aarde. Wierook.
Chocolade vermengd met jasmijn en citrus,
een chateau in Zuid-Frankrijk.

Bij een ander had je gedacht:
het wordt tijd
dat ze zich wast.

Later een feest bij een boerderij
aan de rand van de stad. Na middernacht
verlies je haar uit het oog.

Op de terugweg
en zelfs dagen erna nog
ruiken je handen naar haar.

Je bent alleen met haar geur.
Niemand weet het, niemand raadt het;
het hangt aan alles wat je hoofd binnengaat

en verlaat. ’s Avonds staar je
uit je zolderraam en hoor je de snelweg
als het ruisen van de zee.

De kale bomen, de zwarte luchten,
iets schrijnt er halverwege je borst
en je buik.

Soms loop je in de stad
en vang je ineens een zweem van haar op. Altijd een fragment
nooit het hele bouquet.

Jaren later passeer je op een station
een vrouw. Ze vertoont geen gelijkenis en toch:
je ruikt haar, je ziet haar.

Dichter dan deze vrouw
kwam nooit meer iemand
bij het geheim van die geur.

(2015)

Print Friendly, PDF & Email